‘Genieten’ van de Fergana vallei
Na Tashkent volgde een pas van 2200 meter. Ook al wilde ik graag nog wat langer in Tashkent blijven, Frank had me ervan overtuigd dat het slim was die pas met mooi weer te fietsen. We vertrokken na die druilerige dag dan ook met een zonnetje. Dat was genieten. Het was wat heuvelachtig, maar ja da’s logisch als er links en rechts van je bergen zijn. Links van die mooie, beetje bruine bergen en rechts van die hoge, met besneeuwde toppen.
In Angren probeerden we een slaapplek te vinden. Het toeristenhotel sloegen we over, want dat was zo duur dat we daar niet wilden overnachten. We vroegen vervolgens onderdak aan een restauranteigenaar. Hij was helemaal blij met ons, maar later bleek om de verkeerde redenen. Zo deed hij alsof we in een ruimte konden overnachten, maar een collega gaf aan dat het veel te koud was en we daar dus niet konden blijven. Hij gaf ons thee en zette opeens een enorme homp vlees voor ons neer. We gaven aan dat we niet wilden eten, maar dat we een slaapplek wilden. Toen begon hij te vragen of we geld hadden. Het leek ons geen goede plek om te blijven. We vertrokken. Lokale mensen verwezen ons naar een hotel, maar Frank kreeg te horen dat wij daar niet konden slapen: het was alleen voor Uzbeken. Dit hebben we vaker te horen gekregen. Om toeristen in je hotel te mogen laten slapen heb je als hotel een vergunning nodig. In Angren heeft alleen dat dure hotel deze vergunning. Maar ik ging het ook nog even proberen. De mevrouw achter de balie (ik denk iets jonger dan wij) leek onder de indruk van mijn pruillip en mijn aandringen en toen de mensen van het plein weg waren, mochten we dan toch snel met onze fiets naar binnen. Ze was erg bang dat iemand de politie zou bellen dat er Nederlanders in het hotel waren. Als gevarengeld moesten wij 10.000 som ($4) meer dan locals (21.000 som) betalen. We kregen een kamer op de tweede verdieping (meer was er niet) en ze vroeg deze niet meer te verlaten, zodat andere gasten ons niet zouden zien. Om 19.00u zou er stromend water zijn, maar dit bleek alleen koud water te zijn. Oja, en er was nog een belangrijke afspraak: de volgende dag moesten we uiterlijk om 7u het hotel verlaten. Wij waren al lang blij dat we hier konden blijven, dus we vonden het helemaal prima.
De volgende dag stonden we met de ochtendschemering buiten en we fietsten vroeg de bergen in. De eerste 40 km gingen redelijk geleidelijk omhoog.
We werden nog even opgeschrikt door een hondje aan de andere kant van de weg. Die had duidelijk zijn zinnen op ons gezet en sprong dartel over de straat heen en weer, op zoek naar een plek waar hij door de betonblokken naar ons toe kon. Helaas werd zijn plan wreed verstoord toen een vrachtauto hem overreed. Tsja, dat was het einde van Bello (zie: Bello’s laatste dag).
Na die 40 km was het nog zo’n 15 km echt klimmen. Het was hard werken, maar met prachtig uitzicht en een heerlijk zonnetje was het echt genieten.
Op de top leidden twee tunnels ons naar de andere kant. Bij de eerste tunnel werden onze paspoorten bekeken en mochten we door. Aan het eind van dezelfde tunnel moesten we onze paspoorten weer laten zien. Er volgde nog een tunnel, maar daar konden we gewoon doorfietsen. Toen kon de lange afdaling op goed asfalt beginnen. We zoefden naar beneden. Onderweg werden we nog even gehinderd door een militair in zo’n hokje op poten: hij wilde dat we ons paspoort aan een collega lieten zien, maar daarna konden we weer verder. Aan het eind van de middag werden we verrast door dichte mist. Gelukkig konden we nog wel een hotel zien aan de rechterkant van de weg. We hadden er weer 130 km op zitten en waren blij dat we zo vroeg op pad waren gegaan. Soms zijn we zo trots op onszelf-:).
’s Avonds stelde Frank mijn velg, na overleg met Santos, nog even bij. De velg zat niet helemaal in het midden en Frank vond dat dat beter moest kunnen.
De dag erna zou een mooie, zonnige dag worden, maar helaas viel dat wat tegen. We fietsten met drie graden de hele dag in de dichte mist. Nou had de Lonely Planet ons al gewaarschuwd dat er weinig te zien valt in de vallei, maar slechts een zicht van vijf tot tien meter was vast niet wat ze bedoelden. Ik moet zeggen: we vonden de Fergana vallei werkelijk heel prachtig, die knotwilgen komen echt tot hun recht in de nevel!
Enigszins verkleumd bezochten we in Margilon de zijdefabriek. Dat was erg interessant. Natuurlijk wordt tegenwoordig een groot deel geweven met machines, maar er werd daar ook nog door een tiental dames met de hand gewerkt om mooie sjawls en kleden te maken.
Ook hier werden we bij het eerste hotel geweigerd, maar het andere hotel wilde ons wel als gast. De prijs was echter exorbitant hoog: men vroeg maar liefst 80 USD. Frank kwam mij weer even halen. De mevrouw gaf meteen aan dat we er over de prijs te onderhandelen viel. Ja, hoeveel wij wilden betalen? We probeerden 25 USD, maar daar trapte ze niet in. Uiteindelijk rondden we af op 100000 som (zo’n 35 USD). Er zat geen ontbijt bij, maar we kregen wel een registratie op een post-itje. Het hotel was op zich een erg mooi en luxueus hotel. Toch jammer dat de glans ervan af is. De volgende ochtend ging Frank op pad om een ontbijtje te regelen. Binnen twee minuten was hij terug met overheerlijk brood: hij was nog niet buiten of kwam een fietsende broodbrenger tegen die hem wel zo’n naan wilde verkopen. Wij smulden van het nog warme broodje.
Gelukkig konden we onze laatste dag in de vallei wel genieten van mooie vergezichten. In een stralend zonnetje fietsten we naar onze laatste plaats in Uzbekistan: Andijon. Vandaag geen snelweg, maar een binnendoorweg. Dat betekende dat er nog minder auto’s dan normaal langs reden en dat er vooral veel gezwaaid en geroepen werd. Bij elke stop was er altijd wel iemand die even kwam buurten om te vragen waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. Het leuke van deze route was dat we door allerlei dorpjes heen kwamen. De zalmroze huisjes geven een lieflijk gevoel aan een naar mijn idee wat koud land.
We waren al snel op de plaats van bestemming en besloten in het eerste hotel te logeren. Frank deed nog wat moeilijk over de prijs, maar de schellen vielen van mijn ogen toen ik onze kamer zag (Frank gaat altijd eerst informeren naar de prijs en hij bekijkt dan ook de kamer): we hadden een soort suite met woon-, slaap- en badkamer. Niet normaal hoe mooi dit eruit zag en hoe groot het bad was, daar pasten we samen in (alleen de boiler kreeg het bad niet vol). Ik stond versteld en moest eerst tien minuten bijkomen. De receptionist vroeg voor de zekerheid nog even of de kamer naar wens was. Ach, ik had nog overboden in plaats van gevraagd of we de kamer voor wat minder konden krijgen.
Tsja, dan zit ons Uzbeekse avontuur er al weer op. In drieënhalve week hebben we weer mooie dingen gezien en zeer geïnteresseerde en vriendelijke mensen ontmoet. Het is geen land waar ik snel naar terug zal gaan, maar ik zal me de bijzondere momenten herinneren.
Weer heerlijk om je verslag, Angela, te lezen. Zeker een bijzonder land.
Mooie winterse plaatjes!
Hey Frank and Angela,
Hi!!!How have you been?
This is Yen from Taiwan and we met in Samarkand.
Really nice to hear from you both^^
Keep in touch!
Sincerely,
Yen
Hi Yen,
We are still in Osh, Kyrgyzstan. We took some rest and will stay for Christmas with our really nice host.
Best wishes for an challenging year! Hope to meet you again, Angela
Hoi Angela,
Geweldig om jullie te kunnen volgen. Op school was iedereen blij verrast met jullie kerstkaart. Gisteren hebben we de kerstlunch gehad: altijd één van de hoogtepunten van het jaar. Veel succes, nog even en jullie zitten al in China!
xxx Cécile
Ha Cecile, ik heb vrijdag nog aan jullie gedacht en de gezellige lunch zeker gemist. Wij vieren Kerst in Osh bij onze fantastische, Zweedse host, nu al een vriendin. Fijne vakantie! Kus, Angela